“Stel je voor dat je minister bent van VWS, maar dan op een toendra. En het stamhoofd vraagt je om vanaf scratch een zorgstelsel op te zetten. Het doel is om de gemiddelde levensverwachting van de stam zo hoog mogelijk te krijgen. Waarin zou je als eerste het geld uit de zorgpremies investeren?”
Met deze vraag opende onze docent een kwart eeuw geleden het eerste college van het nieuwe vak “gezondheidseconomie”. Als snel hadden mijn medestudenten en ik door dat als je schoon drinkwater, sanitaire voorzieningen, antibiotica en goede kraamzorg regelt, de gemiddelde levensverwachting van de stam op een toendra al snel oploopt tot 45 jaar. Daarna lopen de benodigde investeringen per gewonnen levensjaar snel op. In Nederland bereiken we anno 2022 inmiddels de 85 jaar, met een zorgstelsel dat meer dan 100 miljard euro per jaar kost voor ruim 17 miljoen mensen.
Hoe mooi ons zorgstelsel ook is, mensen zullen ziek blijven worden, en we hebben mede daarom innovatieve medicijnen nodig. Gelukkig worden er telkens weer prachtige, nieuwe geneesmiddelen uitgevonden. Helaas wordt er ook steeds vaker naar die nieuwe middelen gewezen als de oorzaak van de kostendruk op de zorg. Big Pharma heeft het allemaal gedaan.
Op macro-niveau is dit eenvoudig te weerleggen, ik heb het in het kader van mijn werk eind vorig jaar nog uitgezocht (voor de liefhebber; ongeveer 4% van ons zorgbudget gaat naar innovatieve medicijnen, en dit deel groeit minder hard dan de rest van de zorg). Op ziekenhuisniveau ligt dit toch echt anders; de innovatieve geneesmiddelen zijn de afgelopen jaren vooral in een kleine groep van de grootste ziekenhuizen geconcentreerd, zonder dat het budget van deze ziekenhuizen mee mocht groeien. Het gevolg; druk op het ziekenhuisbudget. Zorgprofessionals, zorgbestuurders, en tot slot ook het algemeen publiek spreken er vervolgens schande van.
Als ik luister naar de retoriek over geneesmiddelen in het publieke debat, bekruipt me het gevoel dat we in Nederland voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten; we willen wel nieuwe medicijnen, maar we willen er niet veel voor betalen. Afgelopen zomer stelde iemand in het NRC nog voor om geneesmiddelenontwikkeling uitsluitend via een niet-commercieel model te regelen. Dergelijke voorstellen getuigen van weinig dossierkennis; medicijnen op wereldwijde schaal ontwikkelen, produceren en verspreiden vereist expertise en capaciteit. Bovendien is het kostbaar en risicovol.
Maar ik denk dat er meer aan de hand is.
Zou het misschien zo kunnen zijn, dat we in het overwegend calvinistische Nederland de toegevoegde waarde van het geneesmiddel steeds minder zien? En valt daar niet wat voor te zeggen? Het Nederlandse zorgstelsel wordt vaak genoemd als één van de beste ter wereld. En we hebben een hoge levensverwachting. Als je het mij vraagt staan we inmiddels voor een belangrijke keuze; blijven we onze innovatiekracht investeren in steeds maar een stukje ouder worden aan het einde van de curve, of gaan we de tijd tot ons 85e steeds vitaler en gelukkiger proberen te maken?
Dat zou concreet betekenen dat we bijvoorbeeld meer gaan investeren in een gezonde voedselketen. In geestelijke gezondheidszorg, in gezond leven, in onderwijs, en minder in geneesmiddelen voor 80-plussers. Dit dilemma kwam ook mooi naar voren tijdens de corona-crisis; gaan we jongeren opsluiten om ouderen te beschermen, of andersom? Geven we de schaarse vaccins eerst aan 100-plussers, vlak voordat ze alsnog heengaan, of aan werkende mensen die de maatschappij draaiende houden?
Diep van binnen weten we dat we als mensheid een belangrijk aandeel hebben gespeeld in het ontstaan van de crisis. Een prachtig, historisch perspectief op het ontstaan van ziekten is te zien in deze belangrijke afscheidsrede van professor Mackenbach – een absolute aanrader.
Het is duidelijk dat steeds meer aandoeningen ontstaan door onze manier van leven; we geven veel geld uit aan overdadig eten, alcohol, tabak, en zonvakanties, en worden daar vervolgens ziek van. Daar hebben we dan weer dure, nieuwe medicijnen voor nodig. Nu pas ontstaat het besef dat we er door die continue overconsumptie ook een klimaatprobleem cadeau bij krijgen; een nog grotere bedreiging voor de volksgezondheid, en misschien wel voor al het leven op aarde.
De oplossing is dus: minderen. Als we minder roken, minder eten en drinken, en minder zonnen, zullen we minder medicijnen nodig hebben op relatief jonge leeftijd.
En precies daar ligt de kans voor innovatieve geneesmiddelenfabrikanten om terug aan tafel te komen bij zorgbestuurders en zorgprofessionals. Meedenken en meewerken aan initiatieven om met minder medicijnen af te kunnen. Een innovatieve fabrikant die medicijnen maakt tegen longkanker of tegen COPD, zou mee kunnen helpen aan rookpreventie, en bijdragen aan de strijd tegen Big Tobacco. Een fabrikant van diabetesmiddelen zou mee kunnen helpen aan een suikertaks, of aan het uitbannen van frisdranken (en fristi, en “vruchten”sap, en “sport”drank) op basisscholen en sportkantines, of misschien wel in het geheel. Een fabrikant van medicijnen tegen huidkanker zou campagne kunnen voeren tegen zonnebanken, en voor zonnebrandcrème. Kleur bekennen, zeg maar. Duidelijk maken waar ze voor staan.
Terwijl ik dit schrijf, hoor ik de begrijpelijke tegenwerpingen, ook vanuit Farma: “Dat is niet de taak van de innovatieve geneesmiddelenindustrie. Wij maken het geneesmiddel. En het verdienmodel dan?”. En dat klopt allemaal als een zwerende vinger. Echter; als ik kijk naar de mission statements van deze bedrijven, dan is het prima uit te leggen. Iets met een gezondere wereld. Eigenlijk net als een energieleverancier die helpt met het isoleren van een huis.
Marketing-goeroe Jos Burgers sprak ooit: “Als je jezelf afraadt, dan wordt je pas echt geloofwaardig”. Dus; bij welke patiënten zou je adviseren om nou eens geen medicijnen in te zetten? Hoe lang behandel je door bij kanker? Of; bij welke patiënten moet je misschien niet eens meer beginnen? Diezelfde Jos Burgers voegde eraan toe dat als je jezelf afraadt, dat je dan ook weinig geld zult verdienen. Dat waag ik te betwijfelen. Als innovatieve farmaceuten nog harder mee gaan helpen om besparingen in het zorgstelsel te vinden, zal er meer overblijven voor innovatieve medicijnen en voor andere zorg. Inmiddels is het technisch mogelijk om met software, data en slimme analyses in kaart te brengen waar in de zorg pijnloos bezuinigd kan worden. De vraag is welke heilige huisjes en koninkrijkjes buiten de geneesmiddelen als eerste zullen sneuvelen. Ik vermoed dat daar heel veel valt te winnen, en weinig te verliezen. Er gaat immers 96% van het zorgbudget naar iets anders dan naar nieuwe medicijnen.
Ik stel dan ook voor om Big Pharma om te vormen naar Big Prevention; de bedrijfstak die wereldwijd en professioneel werkt aan het voorkomen van ziekten, en bijdraagt aan het betaalbaar houden van zorg. En mocht je dan toch ziek worden, dan hebben zij er ook nog een mooi, nieuw geneesmiddel voor. Ze hebben er alles voor in huis; verstand van ziekten en wetenschap, slagkracht om te implementeren, en vooral: veel capabele en hoogopgeleide werknemers met passie voor gezondheid. Als één partij de preventie-agenda echt van de grond kan krijgen, dan zijn zij het wel! Voor de verzekeraar zie ik een prachtige rol weggelegd om Big Prevention bedrijven hiervoor te belonen. Niet onbelangrijk, want in ons huidige stelsel valt er veel te verdienen aan een overdadige voedselketen, van de akker tot op ons bordje (check de Top 10 in de Quote 500). Maar met preventie valt geen droog brood te verdienen.
Dat had ik eigenlijk moeten roepen tijdens die eerste les gezondheidseconomie: “Wat we nodig hebben op de toendra? Supermarkten zonder frisdrank, alcohol en tabak, natuurlijk! En scholen waar je alleen maar met kraanwater en vers fruit mag trakteren!”.
Volgende keer een column over de vraag hoe oud we eigenlijk willen worden. Ik heb namelijk in die eerste les gezondheidseconomie ook geleerd dat we 80% van onze zorgkosten maken in ons laatste levensjaar. Dat zou dus eigenlijk betekenen dat als we massaal kiezen voor één jaar korter leven, dat we dan in één klap de zorg 80% goedkoper maken. Sterven gaan we toch een keer, de vraag is hoe we daar zo gezond – of gelukkig – mogelijk geraken. Andersom gesteld; worden we van één jaar langer leven ook 400% gelukkiger? Maar die vraag mag ik als veertiger eigenlijk nog niet stellen.
Martijn Nap is opgeleid als epidemioloog en gezondheidseconoom aan de Radboud Universiteit. Na 17 jaar actief te zijn geweest in Nederland en buitenland voor diverse innovatieve geneesmiddelenfabrikanten, werkt hij nu als algemeen directeur van IQVIA Nederland. IQVIA is een wereldwijde leider in zorgkennis, data, geavanceerde analyses, technologie en klinisch onderzoek. IQVIA werkt nauw samen met diverse partijen in de zorgsector om de zorg innovatiever en efficiënter te maken.